| Transitieatlas | Niet ingelogd | Nieuw account | Inloggen

MartiniPlaza behaalt gouden niveau Green Key

Introtekst: 
De Gemeente Groningen heeft samen met Marketing Groningen het stimuleringsproject “Duurzame Hotels en Congreslocaties Groningen” opgezet met als doel om middels het stimuleringsproject Green Key te komen tot een structureel duurzamere hotel – en congressector. MartiniPlaza heeft zich hierbij aangesloten en heeft als eerste congresdeelnemer het gouden Green Key certificaat behaald.
Hoofdtekst: 

Green Key is een internationaal energie- en milieukeurmerk voor milieuvriendelijke bedrijven in de toerisme- en recreatiebranche. Deze branche kent verschillende typen organisaties met elk hun eigen doelgroepen en specialisme. De Stichting Keurmerk Milieu, Veiligheid en Kwaliteit (KMVK) heeft voor een aantal sectoren een Green Key programma ontwikkeld. Er zijn drie classificaties; goud, zilver en brons.

Lees verder:

 

Apple stapt uit programma voor 'groene' certificaten

Introtekst: 
Apple gaat zijn producten niet langer ter goedkeuring aan bieden aan Epeat, een organisatie die 'groene' certificaten uitdeelt. Het is onduidelijk waarom de fabrikant hiermee stopt: eerder verkreeg het voor vele producten een Epeat-certificaat.
Hoofdtekst: 

Epeat maakte het nieuws zelf bekend op zijn website, waarbij de organisatie aangaf dat Apple niet langer zijn producten ter beoordeling aan zal bieden. Daarbij wil de fabrikant ook dat producten die al een Epeat-certificaat hebben gekregen van de lijst af worden gehaald. Tegenover The Wall Street Journal laat Epeat-ceo Robert Frisbee weten dat Apple zich niet langer in de voorwaarden van de organisatie kan vinden. Het bedrijf uit Cupertino wilde echter zelf geen statement geven, waardoor de exacte reden onduidelijk blijft.

Lees verder op:

 

Bedrijven maken eind aan onvergelijkbare ecolabels

Introtekst: 
Elk bedrijf dat wil laten zien dat het duurzaamheid serieus neemt, voert een keurmerk. Maar welk? De wildgroei aan ecolabels is al jaren enorm. Een consortium van 85 multinationals en universiteiten is hard bezig de bokken van de schapen te scheiden en werkt aan standaardisering.
Hoofdtekst: 

In principe kan iedereen een keurmerk opzetten. De initiatiefnemers van ecolabels zijn dan ook partijen die variëren van ngo’s, overheden, bedrijfsleven en universiteiten. Het probleem is dat iedereen daarbij ook zijn eigen richtlijnen kan opstellen, waar aanvragers aan moeten voldoen, zolang die natuurlijk niet in strijd zijn met de wet. Het grote verschil tussen de diverse ecolabels zit dan ook in de zwaarte van de eisen vertelt Boone. "Sommige labels stellen eisen die nauwelijks verder gaan dan de wettelijke vereisten, terwijl anderen veel verder gaan." Zo eist bijvoorbeeld het ene label ook externe controle, het andere label niet.

De enorme hoeveelheid milieukeurmerken is niet alleen voor de consument weinig transparant, wat natuurlijk ooit wel het doel was, maar de werking ervan gaat ook voor bedrijven verloren. Als het immers voor de consument onduidelijk is wat de statuur en de waarde van het ecolabel is dat je voert, dan kan je je als onderneming dus ook niet echt meer onderscheiden met een groen imago. Simpel gezegd: je geloofwaardigheid als 'groen' bedrijf staat op het spel.

Dat kan en dat moet anders zo moet het bedrijfsleven enige tijd geleden hebben gedacht. In 2009 werd op initiatief van Walmart een consortium van bedrijfsleven, ngo's en universiteiten opgericht in een poging eisen objectiever te maken en methoden te harmoniseren. Inmiddels hebben 85 multinationals zich aangesloten bij The Sustainability Consortium, waaronder giganten als Coca Cola, Bayer, Ahold en Tesco. Sinds vorig jaar doet ook Wageningen als Europese partner mee aan het consortium. “Het consortium is een uniek concept op wereldschaal waarbij de ontwikkeling van een wereldwijde standaard wordt gefinancierd door het bedrijfsleven zelf”, aldus Boone die sinds 2011 de directeur voor Europa is van het consortium.

De bedoeling van het consortium is overigens niet om zelf weer een nieuw keurmerk of label te ontwikkelen, maar om te komen tot gestandaardiseerde vragenlijsten. Die moeten het voor retailers makkelijker maken de duurzaamheid van alle producten te beoordelen, niet alleen producten met een label en zo te kiezen voor bepaalde leveranciers. Of en hoe de supermarkten dat naar hun klanten communiceren, moeten ze zelf bepalen. “Inkopers in retail zitten soms met hun handen in het haar. Je moet je voorstellen dat enorme bedrijven als Walmart werken met honderden zo niet duizenden leveranciers, die ze allemaal moeten controleren op hun duurzaamheid. Daar gaat enorm veel tijd in zitten om de juiste informatie boven water te krijgen.”

Lees verder op:

 

Cradle-to-Cradle certificaat goed voor omzetgroei

Introtekst: 
Een C2C-basiscertificaat blijkt voor veel producten haalbaar te zijn en levert ondernemers een flinke omzetgroei, maar voor veel kleine bedrijven is het op dit moment nog kostbaar. Dat werd duidelijk tijdens de workshop Atelier C2C certificatie, die op woensdag 22 september in Leek werd georganiseerd. Bijna vijftig noordelijke ondernemers en specialisten hebben zich die middag verdiept in certificatie van duurzame producten. De inleiding werd verzorgd door Cradle-to-Cradle specialisten van EPEA uit Hamburg. De opening werd bijgewoond door de Urgenda regiotour.
Hoofdtekst: 

Certificatie van duurzame producten is een onderwerp in opkomst. Er bestaan al tientallen keurmerken voor biologische voedingsmiddelen, fair trade producten, duurzaam bouwen, etc. Cradle-to-Cradle certificatie (C2C) van producten is één van de topmerken hierin, omdat het zware eisen stelt aan materiaalkeuze, energiegebruik, productieproces, ketensamenwerking en bedrijfsorganisatie. Uitgangspunt bij C2C-certificatie is dat een product na gebruiksduur milieuveilig composteerbaar is en als grondstofbron kan dienen voor nieuwe producten. Bedrijven die het certificaat mogen voeren, melden omzetstijgingen in dubbele cijfers. Er zijn wereldwijd al honderden producten met een C2C-certificaat, maar Noord-Nederland kent nog geen gecertificeerde producten.

Bonbons certificeren
De inleiders uit Hamburg, Erik van Buuren en Sonja Rickert-Kruglov, naaste medewerkers van grondlegger Michael Braungart, kregen voor aanvang van de workshop al een sprekerspresentje. Dagvoorzitter Peter Bootsma van CODIN daagde ze uit om eens uit te rekenen wat certificatie van de duurzame doos bonbons zou kosten, geleverd door bonbonatelier Schlaman in Groningen. Het antwoord, ruim 15.000 euro, viel het publiek niet mee. De discussie spitste zich toe op de vraag hoe die kosten omlaag kunnen. CODIN en enkele ondernemers gaan hierover in gesprek met EPEA.

Impuls
Het atelier werd georganiseerd door CODIN, het economie-brede Contactnet Duurzame Innovatie Noord-Nederland. CODIN is tevreden over de impuls die van de bijeenkomst uitgaat. In het verlengde van dit atelier wordt er met twaalf Noordelijke bedrijven verder gewerkt om de eerste C2C certificatie in de regio binnen te halen. Dit project wordt mede mogelijk gemaakt door de Noordelijke provincies vanuit het programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling (LVDO). Het atelier wordt bij voldoende belangstelling herhaald, belangstellenden kunnen zich bij CODIN melden. Het atelier vond plaats in het informatiecentrum van Nienoord in Leek. Het centrum was door de gemeente Leek beschikbaar gesteld en de bijeenkomst werd geopend door wethouder Meindert Bouma. Leek heeft een actief duurzaamheidsbeleid wat onder andere heeft geleid tot de duurzaam gebouwde woonwijk Oost-Indie.

Bezoek van Urgenda regiotour Groningen
De opening van het atelier werd bezocht door de Urgenda regiotour Groningen. Urgenda is een landelijk werkende stichting die de transitie naar een duurzame economie wil versnellen, onder andere door duurzame projecten in de publiciteit te brengen.

Het CODIN-project "C2C-productontwikkeling", waar dit atelier deel van uitmaakt, wordt financieel mogelijk gemaakt door de provincies Friesland, Groningen en Drenthe in het kader van het programma "Leren voor Duurzame Ontwikkeling" (LVDO).

 

Michael Braungart: de situatie is acuut

Introtekst: 
Zijn voorstel om de kennis over cradle to cradle openbaar te maken in een voor iedereen toegankelijk register, dreigt verkeerd begrepen te worden. C2C-grondlegger Michael Braungart legt zijn bedoelingen nog één keer uit.
Hoofdtekst: 

Braungart deed vorige maand de oproep om een C2C-register te starten. Bij de opening van een cradle-to-cradle-tentoonstelling in Amsterdam-Oost pleitte hij voor een open register waarin bedrijven en andere partijen, zonder tussenkomst van zijn bedrijf EPEA, elkaar kunnen adviseren en corrigeren op C2C-gebied. Hij wekte daarmee de suggestie dat hij certificering van C2C-producten niet nuttig meer vindt.

Bredere ontwikkeling
Dat beeld corrigeert hij nu. "Certificering is en blijft waardevol, en we zijn ook druk bezig om het protocol daarvoor toegankelijker te maken", aldus Braungart tegenover Duurzaamnieuws. "Het register zou daarnáást moeten komen, met de bedoeling om een bredere ontwikkeling in de goede richting op gang te krijgen."

Braungart ziet de overheid – preciezer: Agentschap NL - als een goede partij om zo'n register op te zetten. Maar het agentschap, onderdeel van het ministerie van Economische Zaken, voelt daar niets voor. "Het opzetten van zo'n register is geen overheidstaak. Wij gaan dat niet doen", zegt Douwe Jan Joustra, die zich bij Agentschap NL en diens voorloper SenterNovem al jaren bezighoudt met de C2C-beweging. Joustra vindt dat het registratiesysteem moet worden ondergebracht bij certificeringsinstituten die daarvoor geaccrediteerd zijn. "Alleen dan is de registratie onafhankelijk en wettelijk geborgd."

Voor Braungart is die werkwijze, waarbij bedrijven in plaats van de overheid het C2C-proces gaan begeleiden, geen optie. En eigenlijk gaat het hem ook helemaal niet om het register, laat hij weten. "Dat register is natuurlijk een middel en niet het einddoel. We zijn ons nu aan het blindstaren op de verpakking, maar het gaat om de inhoud."

(Bron: MVOnieuws)

Lees het volledige bericht op:

 
Socials